ECLI:NL:CRVB:2015:4222
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WGA-uitkering na medische beoordeling en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante, die sinds 17 november 2008 een WGA-uitkering ontving, had haar uitkering zien intrekken door het Uwv op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek. Het Uwv concludeerde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 8 januari 2013. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat haar gezondheidssituatie was verslechterd en dat zij geen duurzaam benutbare mogelijkheden had om arbeid te verrichten.
De Centrale Raad overwoog dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de medische onderzoeken door de verzekeringsartsen zorgvuldig waren uitgevoerd. De Raad bevestigde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling en de aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De verzekeringsarts had appellante medisch onderzocht en de arbeidsdeskundige had afdoende gemotiveerd dat de belasting in de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellante niet overschreed. De Raad oordeelde dat appellante geen nadere medische stukken had ingediend die de juistheid van de medische beoordeling in twijfel trokken.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek van appellante om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van gederfde wettelijke rente werd afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.