ECLI:NL:CRVB:2015:4206
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand woninginrichting; geen reserveringsruimte is geen bijzondere omstandigheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellanten ontvingen sinds 21 juni 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en vroegen op 26 maart 2013 bijzondere bijstand aan voor de inrichting van de slaapkamers van hun kinderen, en op 5 april 2013 voor een bankstel. Beide aanvragen werden door het college afgewezen, omdat de noodzaak voor de vervanging van huisraad vooraf voorzienbaar was en appellanten hiervoor hadden moeten reserveren.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden. De hoorzitting van 27 september 2013 had ook betrekking op het bezwaar tegen het tweede besluit, ondanks dat de bezwaargronden pas later zijn ingediend. De Raad bevestigt dat de kosten voor woninginrichting tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat deze kosten in beginsel moeten worden bestreden uit het inkomen of door middel van reservering. De Raad concludeert dat de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd, niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, zoals de medische urgentie van de verhuizing of het doorlopen van een schuldsaneringsregeling. Het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden wordt niet als een bijzondere omstandigheid erkend.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellanten af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.