ECLI:NL:CRVB:2015:4189
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand na buiten behandelingstelling door het college
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oss ongegrond heeft verklaard. Appellant had op 20 december 2013 een aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college verzocht appellant om voor 13 januari 2014 verschillende documenten te overleggen, waaronder afschriften van zijn huurcontract en bankafschriften. Appellant heeft deze gegevens echter niet tijdig verstrekt, wat leidde tot het besluit van het college om de aanvraag buiten behandeling te stellen op 15 januari 2014. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd op 2 april 2014 ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat de gevraagde gegevens noodzakelijk waren voor de beoordeling van de aanvraag en dat appellant niet had aangetoond dat hij niet over deze gegevens kon beschikken. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat er geen nieuwe of andere gronden waren aangevoerd die tot een ander oordeel hadden moeten leiden. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. De uitspraak werd gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van griffier S.W. Munneke, op 24 november 2015.