ECLI:NL:CRVB:2015:4188
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stellen van een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarbij de aanvraag van appellante om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland buiten behandeling is gesteld. Appellante had op 9 september 2013 een aanvraag ingediend, maar voldeed niet aan de verzoeken om aanvullende gegevens, waaronder bankafschriften van alle betaal- en spaarrekeningen. Het college had appellante in een brief van 10 september 2013 de gelegenheid gegeven om deze gegevens aan te leveren, maar na het verstrijken van de termijn op 17 september 2013, heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld op 19 september 2013. Dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd.
Tijdens de zitting op 13 oktober 2015 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. Het college werd vertegenwoordigd door drs. L.J.A. Edelaar. Appellante betoogde dat zij niet in redelijkheid kon worden verweten dat zij niet alle gevraagde gegevens had verstrekt, omdat zij dacht dat de opgeheven rekeningen niet meer relevant waren. De Raad overwoog echter dat de appellante duidelijk was geïnformeerd over de noodzaak om alle bankafschriften te overleggen, inclusief die van opgeheven rekeningen. De Raad concludeerde dat appellante niet had voldaan aan de informatieplicht en dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad benadrukte dat appellante had moeten begrijpen dat de informatie over haar bankrekeningen essentieel was voor de beoordeling van haar aanvraag. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd openbaar uitgesproken op 24 november 2015.