ECLI:NL:CRVB:2015:4171
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de weigering van een ZW-uitkering op basis van medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich ziek had gemeld wegens rug- en longklachten, had eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had hem meegedeeld dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) omdat hij in staat werd geacht zijn maatgevende arbeid te verrichten. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellant per 25 juni 2013 weer in staat was om te werken, wat leidde tot de weigering van de ZW-uitkering.
De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand was gekomen en dat er geen medische stukken waren ingediend die de gezondheidstoestand van appellant op de datum in geding in twijfel trokken. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij door zijn klachten niet in staat was om de geduide functies te verrichten.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad bevestigde dat de functies die aan appellant waren geduid niet fysiek belastend waren en binnen zijn belastbaarheid vielen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde, waardoor de eerdere uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.