ECLI:NL:CRVB:2015:416
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- F. Hoogendijk
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op basis van middelen van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De appellant ontving sinds 26 februari 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Vanwege hoge woonkosten ontving hij bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. Echter, na een onderzoek door de Sociale Dienstverlening van de gemeente Ommen, bleek dat de vader van appellant vanaf oktober 2010 de hypotheeklasten voor hem betaalde. Het college van burgemeester en wethouders van Ommen heeft daarop besloten de bijstand van appellant per 1 september 2010 in te trekken, omdat deze betalingen als middelen van appellant werden beschouwd die op de bijstand in mindering moesten worden gebracht.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, omdat de betalingen van zijn vader uit zijn eigen geld zouden zijn gedaan. De Raad oordeelde echter dat appellant, ondanks dat hij feitelijk niet over deze middelen beschikte, er redelijkerwijs over had kunnen beschikken. De Raad bevestigde dat de betalingen van de vader als middelen van appellant moeten worden aangemerkt, omdat deze betalingen niet eenzijdig door de vader waren bepaald, maar ten behoeve van appellant waren gedaan. De Raad concludeerde dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat de maandelijkse hypotheeklasten de bijstandsnorm overschreden.