ECLI:NL:CRVB:2015:4148
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening na schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante ontving sinds 2009 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een onderzoek door de gemeente Maassluis naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, werd appellante verzocht om bepaalde gegevens, waaronder bankafschriften, te verstrekken. Omdat appellante niet tijdig aan dit verzoek voldeed, werd haar bijstandsrecht opgeschort en later ingetrokken. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand op te schorten en in te trekken, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad stelt vast dat appellante niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt, wat noodzakelijk was voor de beoordeling van haar recht op bijstand. De Raad concludeert dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, aangezien hierdoor niet kan worden vastgesteld of appellante in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.