ECLI:NL:CRVB:2015:4146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting wegens niet overleggen bankafschriften van echtgenoot in detentie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had in de periode van 1 juli 1994 tot en met 30 september 2008 bijstand ontvangen naar de norm voor gehuwden. Na de detentie van haar echtgenoot ontving zij bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch heeft de bijstand van appellante opgeschort omdat zij geen bankafschriften van haar echtgenoot, die in detentie zat, had overgelegd. Appellante heeft in een gesprek met het college verklaard dat zij en haar echtgenoot geen bankrekeningen in Marokko hadden, maar het college ontving later bankafschriften van de echtgenoot uit Marokko. Het college heeft vervolgens de bijstand van appellante ingetrokken op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB, omdat zij niet tijdig de gevraagde gegevens had verstrekt.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante de gevraagde bankafschriften niet binnen de gestelde termijn heeft overgelegd en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was om deze gegevens te verkrijgen. De Raad oordeelde dat de bankafschriften van de echtgenoot van belang waren voor de beoordeling van het recht op bijstand van appellante, ondanks het feit dat de echtgenoot in detentie zat. De Raad heeft de beroepsgrond van appellante verworpen dat zij geen verwijt kon worden gemaakt, omdat zij niet op de hoogte was van de buitenlandse rekeningen van haar echtgenoot. De Raad concludeerde dat het college bevoegd was om de bijstand van appellante in te trekken en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de verplichtingen van bijstandsontvangers om informatie te verstrekken over hun financiële situatie, vooral wanneer deze informatie betrekking heeft op een echtgenoot die in detentie is. De Raad heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.