ECLI:NL:CRVB:2015:4145
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens verblijf in het buitenland langer dan vier weken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, die sinds 13 april 2010 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had in de periodes van 25 juni 2012 tot en met 7 juli 2012 en van 28 november 2012 tot en met 9 januari 2013 in het buitenland verbleven. Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft de bijstandsuitkering van appellante ingetrokken voor de periode van 15 december 2012 tot en met 9 januari 2013, omdat zij op 14 december 2012 de maximale periode van vier weken verblijf in het buitenland had overschreden.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de reden van het verblijf in het buitenland niet relevant is voor de beoordeling van het recht op bijstand. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij slechts zeventien dagen te lang in het buitenland verbleef en dat zij voor medische behandeling in het buitenland was, maar de Raad heeft deze argumenten niet onderschreven. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening, aangezien zij langer dan vier weken in het buitenland verbleef zonder dat er sprake was van dringende redenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink, in tegenwoordigheid van J.L. Meijer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2015.