ECLI:NL:CRVB:2015:4144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing langdurigheidstoeslag op basis van onvoldoende informatie over inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellanten, die sinds 19 december 2012 bijstand ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), hadden een langdurigheidstoeslag aangevraagd over het jaar 2013. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch, omdat appellanten onvoldoende duidelijkheid hadden verschaft over hun inkomen in de jaren 2011 en 2012. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten onvoldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat hun inkomen gedurende de referteperiode onder de bijstandsnorm bleef. De door hen overgelegde verklaring van een juridisch adviesbureau, waarin werd gesteld dat zij financieel ondersteund werden door familieleden, werd als ongeloofwaardig beschouwd, omdat deze geen concrete bedragen noemde en niet duidelijk was wanneer de ondersteuning had plaatsgevonden. De Raad oordeelde dat de bewijslast voor het aantonen van bijstandbehoevendheid bij de aanvragers ligt en dat zij niet aan deze verplichting hebben voldaan.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van het leveren van voldoende bewijs bij aanvragen voor langdurigheidstoeslagen onder de WWB.