ECLI:NL:CRVB:2015:4131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOW-pensioen en voorwaarden voor éénouderpensioen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een AOW-pensioen aan appellante, die in de Filippijnen woont. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar geen éénouderpensioen toe te kennen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet in aanmerking kwam voor dit pensioen omdat zij voor haar kleinkind geen kinderbijslag ontving, wat een vereiste is volgens de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante stelde dat de moeder van het kind in het verleden wel kinderbijslag had ontvangen en dat een verdrag tussen Nederland en de Filippijnen de uitbetaling van een uitkering mogelijk maakte.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het ontbreken van kinderbijslag voor het kleinkind een belemmering vormt voor de toekenning van het éénouderpensioen. De Raad oordeelde dat het niet voldoende is dat de moeder in het verleden kinderbijslag heeft ontvangen. Ook het verdrag tussen Nederland en de Filippijnen biedt geen grond voor toekenning van het pensioen, aangezien de voorwaarden van de AOW niet zijn vervuld.
Daarnaast werd overwogen dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om de beslissing van de Svb te vernietigen, ondanks dat appellante niet telefonisch kon worden gehoord. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, zonder proceskostenveroordeling.