ECLI:NL:CRVB:2015:4127
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- E. Dijt
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de medische beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die sinds 1 maart 2010 arbeidsongeschikt is door rug-, nek- en schildklierklachten. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank Amsterdam in haar uitspraak van 8 juli 2014 terecht heeft geoordeeld dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 april 2014 de beperkingen van appellant niet onderschat. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van appellant zorgvuldig beoordeeld en vastgelegd in de FML. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn lichamelijke en psychische beperkingen zijn onderschat, maar de Raad oordeelt dat de medische beoordeling op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De conclusies van de verzekeringsarts zijn gebaseerd op de beschikbare medische informatie en de door appellant overgelegde gegevens zijn in de beoordeling betrokken. De Raad bevestigt dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de geselecteerde functies in medisch opzicht ongeschikt zijn voor appellant. De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, en dat de toekenning van de WIA-uitkering op juiste gronden heeft plaatsgevonden.