ECLI:NL:CRVB:2015:4050
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor maatgevende arbeid na intrekking ZW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die eerder als heftruckchauffeur werkte, had zich ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de ZW-uitkering per 2 oktober 2013 beëindigd, omdat appellant geschikt werd geacht voor zijn arbeid. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht geen onzorgvuldigheden in het onderzoek van het Uwv had vastgesteld. Appellant had geen medische informatie ingediend die de conclusies van het Uwv tegensprak. De Raad bevestigde dat het Uwv op basis van de beschikbare medische gegevens, waaronder rapporten van behandelend artsen, terecht had geoordeeld dat appellant geschikt was voor de maatgevende arbeid. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de geschiktheid voor arbeid niet alleen afhankelijk is van de psychische en fysieke klachten, maar ook van de mogelijkheid om in de geselecteerde functies te functioneren.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.