ECLI:NL:CRVB:2015:4038
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die zijn beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering ongegrond had verklaard. Appellant meldde zich op 14 juni 2011 ziek vanwege rug- en nekklachten en zijn aanvraag voor een WIA-uitkering werd op 15 mei 2013 door het Uwv afgewezen, omdat hij op 11 juni 2013 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard op 21 augustus 2013. De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk was en dat de verzekeringsarts overtuigend had gemotiveerd waarom de belastbaarheid van appellant niet aangepast hoefde te worden.
In hoger beroep voerde appellant aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische beperkingen en dat hij niet in staat was de functies van magazijnmedewerker en besteller post/pakketten te vervullen. Het Uwv verzocht om bevestiging van de aangevallen uitspraak. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte. De verzekeringsarts had de relevante informatie van de behandelende sector in de besluitvorming betrokken en had afdoende gemotiveerd waarom de klachten van appellant geen aanleiding gaven tot het aannemen van beperkingen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.