ECLI:NL:CRVB:2015:4006
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- G. van Zeben-de Vries
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing laattijdige aanvraag Wajong-uitkering wegens verdiencapaciteit
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1989, op 14 april 2011 een laattijdige aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 27 april 2011 niet in behandeling genomen, waarna appellante bezwaar heeft aangetekend. Het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard op basis van de conclusie dat appellante vanaf haar 17e levensjaar gedurende ten minste 52 weken in staat was om meer dan 75% van haar maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank Noord-Holland heeft in een eerdere uitspraak op 11 juli 2013 het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het Uwv nader onderzoek had moeten doen naar haar mogelijkheden om structureel inkomen te verwerven, en dat zij meer beperkingen heeft dan door de verzekeringsartsen van het Uwv zijn aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 30 oktober 2015 behandeld. Tijdens de zitting heeft het Uwv het incidenteel hoger beroep ingetrokken en is appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. A.J. Butter.
De Raad heeft overwogen dat de verzekeringsarts van het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat appellante niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat zij in de relevante periode in staat was om meer dan 75% van haar maatmaninkomen te verdienen. De Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv bevestigd en het hoger beroep van appellante afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.E. Bakker als voorzitter, en de leden G. van Zeben-de Vries en C.J. Borman, in aanwezigheid van griffier L.H.J. van Haarlem.