ECLI:NL:CRVB:2015:40

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 januari 2015
Publicatiedatum
15 januari 2015
Zaaknummer
13-3497 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het besluit tot niet-verlenen van een vaste aanstelling aan een ambtenaar binnen de politie in het kader van reorganisatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellante, werkzaam als servicedeskmedewerker bij de politie, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef om haar geen vaste aanstelling te verlenen. De korpschef stelde dat er in het kader van een reorganisatie, die per 1 januari 2013 zou ingaan, geen mogelijkheden waren om appellante in vaste dienst aan te stellen. De Raad oordeelde dat de korpschef in redelijkheid tot dit besluit had kunnen komen, gezien de plannen voor een aanzienlijke reductie van de formatie en de transitie naar een nationale politie. De Raad benadrukte dat de omstandigheden waaronder de tijdelijke aanstelling van appellante was verleend, niet meer aanwezig waren en dat de korpschef de belangen van toekomstige herplaatsingskandidaten had kunnen meewegen in zijn beslissing. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/3497 AW
Datum uitspraak: 15 januari 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
25 juni 2013, 13/464 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
Namens appellante heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door K.M. de Vries.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was sinds 1 november 2009 werkzaam als servicedeskmedewerker bij de afdeling VG-Noordoost/Servicedesk bij de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (vtsPN) op grond van een tijdelijke aanstelling voor de duur van één jaar tot 1 november 2010. Bij besluit van 22 september 2010 is deze aanstelling verlengd met een periode van één jaar tot en met 31 oktober 2011. Per 1 augustus 2011 is appellante benoemd in de functie van medewerker servicecoördinatie. Vervolgens is de aanstelling van appellante opnieuw verlengd met een periode van één jaar, tot en met 31 oktober 2012.
1.2.
Bij schrijven van 6 augustus 2012 heeft de korpschef appellante eraan herinnerd dat haar tijdelijke aanstelling van rechtswege afloopt op 31 oktober 2012. Hiertegen heeft appellante bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij besluit van 17 januari 2012 (lees: 2013) (het bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Het hoger beroep van appellante strekt ertoe dat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd, dat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond wordt verklaard en dat wordt bepaald dat zij recht heeft op een aanstelling in vaste dienst.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Artikel 4 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) luidt als volgt:
“1. Een aanstelling van een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie kan in tijdelijke dienst plaatsvinden
a. voor een proeftijd van één jaar, zonodig in bijzondere gevallen op aanvraag van de ambtenaar met één jaar te verlengen en zonodig ambtshalve te verlengen met de tijd, gedurende welke de ambtenaar de proeftijd niet in werkelijke dienst heeft doorgebracht;
b. ter vervanging van een wegens ziekte of uit anderen hoofde afwezige ambtenaar;
c. ter uitvoering van werkzaamheden van kennelijk tijdelijk karakter;
d. indien het een ambtenaar betreft die in dienst wordt genomen als leerling ter opleiding tot een functie binnen de politieorganisatie dan wel in verband met zijn verdere praktische opleiding of vorming, of indien een wijziging in de taak van het betrokken dienstvak is voorgenomen;
e. indien een wijziging in de taak van het betrokken dienstvak is voorgenomen, of
f. indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4a.
2. Zodra de omstandigheid die leidde tot een aanstelling in tijdelijke dienst als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, zich niet meer voordoet, wordt de desbetreffende ambtenaar zo mogelijk in vaste dienst aangesteld.
3. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c en e, wordt in ieder geval aangenomen dat de omstandigheid die leidde tot een aanstelling in tijdelijke dienst zich niet meer voordoet, wanneer de ambtenaar sinds twee jaar zonder onderbreking van langer dan één maand in politiedienst, waarvan laatstelijk gedurende ten minste één jaar in zijn huidige betrekking, in dienst is. Dit geldt echter niet in die gevallen waarin vaststaat dat zijn werkzaamheden in de door hem vervulde betrekking binnen het jaar zullen worden beëindigd.
4. Bij ministeriële regeling worden criteria gegeven op grond waarvan de in het derde lid genoemde periode van twee jaar kan worden verlengd tot vijf jaar.”
Niet in geschil is dat in het onderhavige geval wordt voldaan aan artikel 4, derde lid, eerste zin, van het Barp. Het geding spitst zich in hoger beroep toe op het bepaalde in artikel 4, tweede lid, van het Barp. Hierin is bepaald dat zodra de omstandigheid die leidde tot een aanstelling in tijdelijke dienst als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met e, zich niet meer voordoet, de desbetreffende ambtenaar zo mogelijk in vaste dienst wordt aangesteld.
4.2.
Appellante kan gevolgd worden in haar standpunt dat de wetgever met artikel 4, tweede lid en derde lid, van het Barp de mogelijkheid van een opeenvolging van aanstellingen in tijdelijke dienst heeft willen begrenzen. Gelet op het dwingend bepaalde in artikel 4,
tweede lid, van het Barp heeft appellante een stevigere uitgangspositie en moet zij zo mogelijk in vaste dienst worden aangesteld. Hieruit vloeit voort dat een andere toetsingsmaatstaf geldt dan de gebruikelijke in de rechtspraak van de Raad inzake het niet verlengen van een aanstelling in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd.
4.3.
Beoordeeld moet worden of de korpschef zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen mogelijkheid was appellante in vaste dienst aan te stellen. In dit verband heeft de korpschef verwezen naar de Transitieafspraken tussen de Minister van Veiligheid en Justitie, het Korpsbeheerdersberaad en de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal ten behoeve van de transitie naar een nationale politie, van 22 februari 2011 (transitieafspraken). Hierin is onder punt 25 opgenomen dat vacatures in de
niet-operationele sterkte gedurende de looptijd van de afspraken over de transitie niet vervuld dan wel terughoudend vervuld worden door een medewerker die reeds in dienst is van de politie en reeds werkzaam is op een functie binnen de niet-operationele sterkte (overhead) of een medewerker met een aanstelling van tijdelijke duur. Er was volgens de korpschef sprake van een voornemen tot aanzienlijke reductie van de formatie vanwege enerzijds de centralisatie van werkzaamheden van de Servicecoördinatie en anderzijds de overgang naar de Nationale Politie, waardoor minder administratieve ondersteuning nodig was. Gelet op de transitieafspraken, de herstructurering van de vtsPN en de overgang per 1 januari 2013 naar de Nationale Politie was het volgens de korpschef niet mogelijk appellante in vaste dienst aan te nemen.
4.4.
Anders dan appellante is de Raad van oordeel dat onder deze omstandigheden de korpschef in augustus 2012 in redelijkheid heeft kunnen besluiten haar geen vaste aanstelling te verlenen. Nu de reorganisatie van de politie was voorzien per 1 januari 2013 is het aannemelijk dat in augustus 2012 reeds vergevorderde plannen bestonden de formatie aanzienlijk te verkleinen. Deze plannen zijn op een later moment ook nader geconcretiseerd, zo blijkt uit het door de korpschef in hoger beroep ingediende formatieoverzicht uit het inrichting- en realisatieplan. Dat de reorganisatie achteraf bezien meer tijd in beslag heeft genomen dan voorzien, maakt niet dat de korpschef destijds niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen appellante niet in vaste dienst aan te stellen. De omstandigheid, zoals appellante heeft aangevoerd, dat haar werkzaamheden niet zijn vervallen is in dit verband niet van doorslaggevende betekenis, nu bepalend is dat de werkzaamheden gedaan moeten worden met minder formatie. Ook heeft de korpschef bij de belangenafweging gewicht kunnen toekennen aan de mogelijkheid de formatieplaats van appellante te gebruiken voor verwachte toekomstige herplaatsingskandidaten, die wel in vaste dienst zijn aangesteld.
4.5.
Het hoger beroep slaagt dan ook niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en W.J.A.M. van Brussel en G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als leden, in tegenwoordigheid van C.A.W. Zijlstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2015.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) C.A.W. Zijlstra

HD