ECLI:NL:CRVB:2015:3947
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van WAO-uitkering wegens gebrek aan nieuwe medische feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een voormalig offsetdrukker, had zijn werkzaamheden gestaakt vanwege klachten door een liesbreuk en ontving sinds 2002 een WAO-uitkering. Na verschillende herbeoordelingen door het Uwv, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 25 tot 35% en later op 35 tot 45%, verzocht appellant in 2012 om een herbeoordeling van zijn uitkering wegens toegenomen klachten. Het Uwv weigerde dit verzoek, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die niet bekend waren ten tijde van de eerdere oordeelsvorming.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond, wat appellant in hoger beroep aanvoerde. Hij stelde dat er wel degelijk nieuwe feiten waren, onderbouwd met medische informatie van zijn behandelende artsen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de door appellant ingebrachte informatie geen nieuwe feiten of omstandigheden opleverde, maar eerder een herhaling van reeds bekende informatie was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht het verzoek om herziening had afgewezen, omdat er geen nieuwe medische feiten waren die de eerdere besluiten konden ondermijnen.
De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten in het bestuursrecht en de strikte eisen die daaraan worden gesteld. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.