ECLI:NL:CRVB:2015:3915
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-toeslag op basis van echtgenoot's pensioeninkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de AOW-toeslag van appellante. Appellante ontvangt sinds september 2010 een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en kreeg in november 2010 een toeslag toegekend. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft in 2012 medegedeeld dat de toeslag per 15 april 2013 zou worden beëindigd, omdat de echtgenoot van appellante dan de pensioengerechtigde leeftijd zou bereiken. In 2013 heeft de Svb vernomen dat de echtgenoot van appellante inkomsten had uit pensioenvoorzieningen, wat leidde tot een herziening van de AOW-toeslag. De Svb heeft de te veel betaalde toeslag teruggevorderd, wat appellante aanvecht.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en appellante heeft hoger beroep ingesteld. In hoger beroep is de vraag of de Svb terecht het pensioen van de echtgenoot van appellante heeft aangemerkt als inkomen dat in mindering wordt gebracht op de AOW-toeslag. De Raad overweegt dat volgens de wet het inkomen van de echtgenoot van de pensioengerechtigde in mindering wordt gebracht op de toeslag. Het OHRA-pensioen van de echtgenoot is aangemerkt als overig inkomen, en de Svb heeft dit pensioen terecht toegerekend aan de maanden waarin de toeslag werd ontvangen.
De Raad concludeert dat de Svb de herziening van de AOW-toeslag terecht heeft doorgevoerd en dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.