ECLI:NL:CRVB:2015:3874
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-toeslag met terugwerkende kracht en de toepassing van buitenwettelijk beleid door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om de herziening van de AOW-toeslag van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving vanaf april 2008 een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), berekend naar de norm van een ongehuwde. Na het samenwonen met zijn partner, die niet verzekerd was in Nederland, heeft de Svb de toeslag herzien. De Svb heeft vastgesteld dat appellant te veel toeslag ontving, omdat zijn partner niet verzekerd was voor de AOW. De herziening van de toeslag werd beperkt tot de helft van de periode waarin te veel toeslag was uitbetaald, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet recht deed aan de situatie van appellant en beperkte de herziening tot een kwart van de periode.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de Svb de herziening van de toeslag met terugwerkende kracht terecht heeft toegepast. De Raad stelde vast dat appellant al zijn verplichtingen jegens de Svb was nagekomen, maar dat hij redelijkerwijs had kunnen onderkennen dat de toeslag te hoog was. De Raad bevestigde dat de Svb een beleid heeft ontwikkeld voor herziening met terugwerkende kracht, waarbij rekening wordt gehouden met het rechtszekerheidsbeginsel. De Raad concludeerde dat de Svb het beleid consistent heeft toegepast en dat de herziening van de toeslag met ingang van februari 2012 terecht was.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het beroep tegen het bestreden besluit van de Svb werd ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.