ECLI:NL:CRVB:2015:3872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid voor WIA-uitkering en de rol van de arbeidsdeskundige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering ongegrond heeft verklaard. Appellante, die op 23 december 2010 uitviel als apothekersassistente, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Deze aanvraag werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat appellante met ingang van 21 december 2012 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar van appellante tegen deze beslissing werd eveneens ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat de Uwv bij de vaststelling van de beperkingen van appellante voldoende rekening had gehouden met alle relevante informatie van behandelaars en dat de verzekeringsgeneeskundige beoordeling overtuigend was. Appellante stelde in hoger beroep dat haar beperkingen ernstiger waren dan door het Uwv was aangenomen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de noodzaak voor een veilige werkomgeving. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat haar belastbaarheid was overschat. De Raad concludeerde dat de arbeidsdeskundige de medische geschiktheid van de geduide functies afdoende had gemotiveerd en dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 november 2015.