ECLI:NL:CRVB:2015:3868
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag op basis van onvoldoende bewijs van onderhoudsbijdragen door de appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, geboren in 1951 en afkomstig uit Marokko, had in 1995 kinderbijslag aangevraagd voor zijn negen kinderen die in Marokko verbleven. De Sociale verzekeringsbank (Svb) verzocht appellant om bewijs van betalingen aan de verzorgster van de kinderen, maar appellant heeft hierop niet gereageerd. In 1996 werd appellant Nederland uitgezet wegens het ontbreken van een verblijfstitel.
In 2011 heeft appellant opnieuw kinderbijslag aangevraagd, maar de Svb weigerde dit op basis van de regelgeving die stelt dat aanvragen met een maximale terugwerkende kracht van een jaar worden beoordeeld. De Svb verklaarde dat er geen recht op kinderbijslag bestond vanaf het vierde kwartaal van 1996 en dat de periode voor dat kwartaal was verjaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de besluiten van de Svb gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, omdat appellant geen bewijs had geleverd van zijn onderhoudsbijdragen aan zijn kinderen.
In hoger beroep heeft de Raad overwogen dat appellant slechts recht op kinderbijslag kan hebben als hij kan aantonen dat zijn kinderen tot zijn huishouden behoren of dat hij voldoet aan de onderhoudseis. Appellant heeft geen bewijs kunnen leveren van zijn onderhoudsbijdragen, ondanks herhaalde verzoeken van de Svb. De Raad concludeert dat de Svb terecht kinderbijslag heeft geweigerd, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij regelmatig in het onderhoud van zijn kinderen heeft bijgedragen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd.