ECLI:NL:CRVB:2015:3866
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag voor aangehuwde kinderen woonachtig in Thailand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan een appellant die de Nederlandse nationaliteit heeft. De kinderbijslag was aanvankelijk toegekend op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn aangehuwde kinderen, [kind A] en [kind B], die in Thailand wonen bij hun moeder. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft de toekenning van de kinderbijslag herzien, omdat de kinderen niet meer tot het huishouden van de appellant behoren en hij niet kon aantonen dat hij hen in belangrijke mate heeft onderhouden.
De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de herziening van de kinderbijslag, maar de Svb heeft dit bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant dezelfde argumenten aangevoerd, maar de Raad heeft geoordeeld dat de Svb terecht heeft gehandeld. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet de vereiste minimale onderhoudsbijdragen heeft geleverd in de relevante kwartalen en dat de bedragen die door een dochter van de appellant naar Thailand zijn overgemaakt, niet in aanmerking genomen hoeven te worden.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de appellant er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij zijn aangehuwde kinderen in belangrijke mate heeft onderhouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter en E.E.V. Lenos en P. Vrolijk als leden, in aanwezigheid van griffier N. van Rooijen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.