ECLI:NL:CRVB:2015:3860
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkering in verband met belastingteruggave
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Almelo, in verband met belastingteruggaven die appellanten hebben ontvangen. Appellanten, die sinds 2005 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), kregen in 2008 bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. De Belastingdienst heeft vastgesteld dat appellanten recht hadden op belastingteruggaven over de jaren 2011 en 2012, respectievelijk € 1.292 en € 1.252. Naar aanleiding hiervan heeft het college op 29 augustus 2013 besloten om de bijstandsuitkeringen over deze jaren terug te vorderen, met toepassing van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, ten eerste, van de WWB.
Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 9 januari 2014. De rechtbank Overijssel heeft in haar uitspraak van 24 september 2014 het beroep van appellanten tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de belastingteruggaven als een middel moeten worden aangemerkt en dat het college bevoegd was om de bijzondere bijstand terug te vorderen tot het bedrag van de ontvangen belastingteruggaven. De rechtbank verwierp ook het argument van appellanten dat de terugvordering in strijd zou zijn met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM).
In hoger beroep hebben appellanten geen nieuwe gronden aangevoerd en hebben zij zich beperkt tot het herhalen van eerdere argumenten. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank volledig onderschreven en het hoger beroep verworpen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 november 2015.