ECLI:NL:CRVB:2015:3857
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van invaliditeit bij militair invaliditeitspensioen na herbeoordeling
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van invaliditeit van een appellant die sinds 1978 een militair invaliditeitspensioen ontvangt. De appellant heeft een aandoening aan zijn linkerknie, ontstaan tijdens een veldloop, waarvoor hij een pensioen ontvangt dat vanaf 24 juni 2008 is berekend op een invaliditeitspercentage van 45%. De minister van Defensie heeft echter in een besluit van 8 februari 2011 het invaliditeitspercentage verlaagd naar 40%, gebaseerd op een herbeoordelingsrapport van 17 mei 2010. De minister heeft dit besluit gehandhaafd na bezwaar, waarbij hij zich baseerde op het advies van medisch adviseur Koperberg.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 5 november 2015 behandeld. De Raad oordeelt dat de lichamelijke klachten van de appellant geen aanleiding geven voor een hogere mate van invaliditeit. Het medisch advies van Koperberg, dat stelt dat de ontsteking bij de prothese is verdwenen, wordt als juist en zorgvuldig beschouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt dat de beoordeling van invaliditeit niet alleen op basis van klachten kan plaatsvinden, maar dat medische adviezen en rapportages cruciaal zijn voor de vaststelling van de mate van invaliditeit.