ECLI:NL:CRVB:2015:3843
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-wonen op het uitkeringsadres
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 9 november 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. Appellante stond ingeschreven op het adres van haar moeder, maar uit onderzoek van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg bleek dat zij niet op dit adres woonde. Het college ontving meldingen die aanleiding gaven tot een onderzoek naar de woonsituatie van appellante. Dit onderzoek toonde aan dat appellante eerder bijstand had aangevraagd in een andere gemeente, waar zij samenwoonde met een vriend. Ondanks meerdere uitnodigingen voor een gesprek, verscheen appellante niet, en na een huisbezoek door medewerkers van het college, werd geconcludeerd dat zij niet op het opgegeven adres woonde. Op basis van deze bevindingen heeft het college de bijstand van appellante per 4 december 2012 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellante tegen het besluit van het college gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen de terugvordering ongegrond verklaard. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank de verklaring van haar moeder te snel als uitgangspunt had genomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken, omdat appellante niet op het opgegeven adres woonde. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en ziet geen reden om aan de verklaring van de moeder van appellante te twijfelen. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.