ECLI:NL:CRVB:2015:3805

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2015
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
13/5493 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de herziening van de indicatie voor persoonlijke verzorging en verpleging in het kader van de AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die lijdt aan jicht, diabetes mellitus type 2 en migraine, had een indicatie voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Na een verzoek tot verlenging van deze indicatie, heeft het CIZ een nieuwe indicatie afgegeven die de zorgbehoefte van de appellant niet volledig dekte. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het CIZ heeft het bezwaar ongegrond verklaard, met als argument dat de medische beperkingen van de appellant niet objectief konden worden vastgesteld.

De Raad heeft de medische adviezen die aan het besluit van het CIZ ten grondslag lagen, beoordeeld en geconcludeerd dat deze adviezen zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Ondanks dat de appellant aanvoert dat hij tijdens jichtaanvallen volledig afhankelijk is van zorg, heeft hij dit niet met medische stukken onderbouwd. De Raad heeft vastgesteld dat de beperkingen van de appellant niet medisch objectiveerbaar zijn en dat er nog behandelmogelijkheden zijn. De Raad bevestigt daarmee het standpunt van het CIZ dat de appellant ten tijde van de herziening niet is aangewezen op AWBZ-zorg.

De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

13/5493 AWBZ
Datum uitspraak: 28 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
11 september 2013, 13/3131 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.G.H. Janssen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2015. Voor appellant is verschenen zijn echtgenote en zijn zoon en mr. Janssen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. Maris-Kindt.
Het onderzoek ter zitting is geschorst en het vooronderzoek is heropend om CIZ in de gelegenheid te stellen nader medisch onderzoek te doen.
Bij brief van 12 maart 2015 heeft CIZ een aanvullend medisch advies van 9 maart 2015 overgelegd, waarop appellant bij brief van 21 april 2015 heeft gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant is onder meer bekend met jicht, diabetes mellitus type 2 (niet-insuline afhankelijk) en migraine. Appellant beschikte in verband hiermee over een indicatie voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de functies persoonlijke verzorging, klasse 6 (13 tot 15,9 uur per week) en verpleging, klasse 0 (0 tot 0,9 uur per week), voor de periode van 25 januari 2008 tot en met 25 januari 2013.
1.2.
Op 1 november 2012 heeft appellant verzocht om verlenging van de indicatie voor persoonlijke verzorging en verpleging.
1.3.
Bij besluit van 4 december 2012 heeft CIZ een indicatie afgegeven voor persoonlijke verzorging, klasse 3 en voor verpleging, klasse 0, voor de periode van 4 december 2012 tot en met 3 december 2027.
1.4.
In bezwaar heeft CIZ medisch advies ingewonnen bij medisch adviseur T.L. Boelsums. Boelsums komt in een advies van 12 maart 2013 tot de conclusie dat de door appellant gestelde jichtaanvallen en de frequentie hiervan niet medisch kunnen worden geobjectiveerd. Er is geen informatie over de aanvallen bekend bij de behandelaars van appellant. Tijdens het laatste consult bij de reumatoloog in 2007 was er geen sprake meer van ziekte-activiteit. Als de jichtaanvallen zich blijven voordoen, is verwijzing naar de reumatoloog aangewezen. Er is verder geen noodzaak voor het toedienen van insuline-injecties voor de diabetes mellitus, zodat verpleegkundige handelingen niet aan de orde zijn.
1.5.
Onder verwijzing naar het medisch advies van 12 maart 2013 heeft CIZ bij besluit van
10 april 2013 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard. CIZ heeft de einddatum van de afgegeven indicaties voor persoonlijke verzorging en verpleging herzien en opnieuw vastgesteld op 31 mei 2013. Volgens CIZ kunnen de door appellant gestelde beperkingen niet medisch worden geobjectiveerd. Ook zijn er nog voorliggende behandelmogelijkheden op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Verder kan appellant geen aanspraak maken op de functie verpleging.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en dat uit de door appellant overgelegde verklaring van de huisarts niet kan worden afgeleid of en in welke mate appellant in de periode in geding leed aan jichtaanvallen. De door appellant gestelde beperkingen zijn dan ook niet medisch objectiveerbaar. Verder heeft CIZ terecht aangenomen dat zorg door de reumatoloog voorliggend is op AWBZ-zorg.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat zijn medische beperkingen objectiveerbaar zijn. Het staat vast dat hij ernstige jichtklachten heeft met veelvuldige uitval gedurende meerdere dagen. Hij is dan volledig afhankelijk van zorg.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
CIZ heeft aan het bestreden besluit het medisch advies van 12 maart 2013 van Boelsums ten grondslag gelegd. Uit dit advies komt naar voren dat het bestaan en de frequentie van de jichtaanvallen ten tijde van het onderzoek niet kunnen worden geobjectiveerd, omdat bij de behandelaars van appellant geen informatie over de jichtaanvallen bekend is omdat appellant geen hulpverlener opzoekt bij aanvallen.
4.2.
Naar aanleiding van een tijdens de zitting door appellant getoonde brief van zijn reumatoloog, heeft I. Dammar op 9 maart 2015 een aanvullend medisch advies uitgebracht. CIZ heeft zijn standpunt dat de beperkingen van appellant als gevolg van jicht niet medisch objectiveerbaar zijn en dat er nog voorliggende behandelmogelijkheden zijn, onder verwijzing naar dit advies gehandhaafd.
4.3.
Uit het aanvullend medisch advies blijkt dat Dammar schriftelijke informatie heeft ingewonnen bij de huisarts en de reumatoloog van appellant. Uit deze informatie komt naar voren dat appellant sinds jaren bekend is met jicht waarvoor specialistische behandeling heeft plaatsgevonden bij de reumatoloog. Appellant heeft één tot twee aanvallen per maand waarbij hij acuut last heeft van veel pijn, stijfheid, zwelling en functieverlies van het gewricht. Appellant gebruikt dan medicijnen waarmee de aanval binnen enkele dagen voorbij is. Dammar komt op basis van de ingewonnen informatie tot de conclusie dat de jicht niet van dien aard is dat er sprake is van (zichtbare) afwijkingen aan de weke delen en/of de gewrichten. De aanvallen manifesteren zich meestal in één gewricht, hetgeen tot de hiervoor genoemde klachten leidt. Dammar acht het objectief niet aannemelijk dat er door functieverlies van één gewricht sprake is van een volledige afhankelijkheid van zorg. Dammar acht verder behandeling bij een ergotherapeut gericht op het compenseren van de ervaren beperkingen en het zoveel mogelijk behouden van de zelfredzaamheid, nog mogelijk.
4.4.
De Raad is van oordeel dat de medische adviezen voldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Overwogen wordt dat ook nadat actuele informatie is ingewonnen bij de behandelaars van appellant, opnieuw is geconcludeerd door de medisch adviseur dat de beperkingen van appellant niet medisch kunnen worden geobjectiveerd en dat behandeling hiervan nog mogelijk is. Appellant heeft weliswaar aangevoerd dat hij tijdens een aanval volledig afhankelijk is van zorg en hierop is aangewezen, maar hij heeft dit standpunt niet met (medische) stukken onderbouwd. Er is dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusies van de medisch adviseurs.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat CIZ zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant ten tijde in geding niet is aangewezen op AWBZ-zorg.
4.6.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2015.
(getekend) J. Brand
(getekend) M.D.F. de Moor

AP