ECLI:NL:CRVB:2015:3774

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
14/2939 WSW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening na beëindiging van een ID-baan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die tot 1 januari 2010 werkzaam was in een ID-baan, had een aanvraag ingediend voor een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) na de beëindiging van zijn werkzaamheden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, met de stelling dat de appellant niet tot de doelgroep van de Wsw behoort, omdat noodzakelijke aanpassingen binnen redelijke grenzen in een normale arbeidsomgeving gerealiseerd konden worden.

De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij de medische en arbeidskundige onderzoeken voldoende zorgvuldig achtte. De verzekeringsarts had dossieronderzoek gedaan en zowel lichamelijk als psychisch onderzoek verricht. De bezwaarverzekeringsarts had gemotiveerd dat er geen noodzaak was voor verdergaande beperkingen. De bezwaararbeidsdeskundige concludeerde dat de appellant in staat was om diverse reguliere arbeid te verrichten.

In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat zijn medische beperkingen waren onderschat en dat hij niet in staat was om op de reguliere arbeidsmarkt te werken. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de appellant ook in hoger beroep geen nieuwe medische informatie had verstrekt die tot een ander oordeel zou leiden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

14/2939 WSW
Datum uitspraak: 29 oktober 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
30 april 2014, 13/1596 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. F. Westenberg hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Westenberg. Als tolk is verschenen E. Battaloglu. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.A. Steeman.

OVERWEGINGEN

1. Op 1 januari 2015 is de Invoeringswet Participatiewet in werking getreden. Met deze wet zijn wijzigingen aangebracht in onder meer de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Op grond van het overgangsrecht blijkt op deze zaak het recht van toepassing zoals dat gold vóór
1 januari 2015.
1.1.
Appellant is tot 1 januari 2010 werkzaam geweest in een ID-baan voor Stichting Rentree als [naam functie A] in [woonplaats]. Aan deze werkzaamheden is een einde gekomen als gevolg van de beëindiging van de subsidie door de gemeente Hoorn. Op advies van Stichting Rentree heeft appellant op 3 december 2012 een aanvraag ingediend voor een indicatie op grond van de Wsw. Bij besluit van 28 maart 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
8 augustus 2013 (bestreden besluit), heeft het Uwv de aanvraag afgewezen. Het Uwv heeft zich, onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen, op het standpunt gesteld dat sprake is van noodzakelijke aanpassingen die binnen redelijke grenzen buiten de Wsw gerealiseerd kunnen worden in een overigens normale arbeidsomgeving, zodat appellant niet tot de doelgroep van de Wsw behoort.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank acht de medische en arbeidskundige onderzoeken voldoende zorgvuldig en heeft geen reden aan de juistheid van de uitkomsten daarvan te twijfelen. De verzekeringsarts heeft dossieronderzoek gedaan en daarnaast lichamelijk en psychisch onderzoek bij appellant verricht. Vervolgens heeft de verzekeringsarts de beperkingen van appellant vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst. In bezwaar heeft de bezwaarverzekeringsarts gemotiveerd uiteengezet dat voor het aannemen van verdergaande beperkingen geen noodzaak bestaat. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens gemotiveerd dat appellant diverse reguliere arbeid kan verrichten. De noodzakelijke aanpassingen zijn niet kostbaar en/of complex en kunnen in alle redelijkheid van een reguliere werkgever worden verlangd. Appellant heeft geen medische stukken overgelegd waaruit naar voren komt dat onvoldoende rekening is gehouden met de medische beperkingen van appellant. De omstandigheid dat appellant in de moskee begeleid werd bij zijn werkzaamheden biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende grondslag voor de conclusie dat appellant uitsluitend arbeid in Wsw-verband zou kunnen verrichten. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat aan de rapportage van 26 januari 2010 van de arbeidsdeskundige van SV Land, waarin wordt geconcludeerd dat appellant niet in staat wordt geacht op de reguliere arbeidsmarkt ten minste het wettelijke minimumloon te verdienen zonder dat daarvoor een subsidie wordt verstrekt, geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. Aan die rapportage ligt niet mede een verzekeringsgeneeskundig onderzoek ten grondslag waarin door een verzekeringsarts is vastgesteld welke beperkingen en mogelijkheden appellant heeft ten aanzien van het verrichten van arbeid. Verder blijkt uit de rapportage niet dat is getoetst aan de criteria van de Wsw. Bovendien dateert de rapportage van enkele jaren voor de datum in geding.
3. Appellant heeft in hoger beroep in hoofdzaak hetzelfde aangevoerd als in bezwaar en beroep. Dit komt er op neer dat zijn medische beperkingen zijn onderschat en dat hij niet kan werken op de reguliere arbeidsmarkt. Appellant heeft opnieuw verwezen naar de rapportage van 26 januari 2010 van de arbeidsdeskundige van SV Land.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Hieraan wordt nog toegevoegd dat appellant ook in hoger beroep geen nadere medische informatie heeft verstrekt die aanleiding geeft tot een ander oordeel. De enkele stelling van appellant ter zitting dat hij al lange tijd is uitbehandeld en sprake is van een medische eindsituatie is daarvoor onvoldoende.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2015.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) S.W. Munneke

HD