ECLI:NL:CRVB:2015:3766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- J.F. Bandringa
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand na opschorting en de gevolgen van niet verschijnen op oproep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant na een opschorting. Appellant ontving sinds 12 december 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft de bijstand van appellant opgeschort omdat hij niet is verschenen op een oproep voor een gesprek. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen het opschortingsbesluit, maar heeft later wel bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstand. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college de bezorging van het opschortingsbesluit aannemelijk heeft gemaakt. Appellant heeft aangevoerd dat hij het opschortingsbesluit niet heeft ontvangen, maar de Raad oordeelt dat de enkele betwisting van de ontvangst onvoldoende is om aan te nemen dat appellant het besluit niet heeft ontvangen. De Raad concludeert dat appellant niet kan worden verweten dat hij niet heeft gereageerd op de oproep om te verschijnen op 1 november 2011. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellant niet tijdig de gevraagde medewerking heeft verleend. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.