ECLI:NL:CRVB:2015:3765
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A.B.J. van der Ham
- J.F. Bandringa
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een verzwegen gezamenlijke huishouding. Appellante ontving vanaf 19 december 2005 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder. Naar aanleiding van een melding van de politie dat een persoon, genaamd D, op het adres van appellante verbleef, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante en D vanaf 1 januari 2012 een gezamenlijke huishouding voerden, wat appellante niet had gemeld aan het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
Op 4 april 2013 heeft het college besloten de bijstand van appellante in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante tegen dit besluit op 12 februari 2014 ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het college voldoende bewijs had voor de gezamenlijke huishouding, gebaseerd op de verklaring van appellante zelf. Appellante voerde aan dat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en dat zij bij het verhoor geen tolk had. De Raad oordeelde echter dat appellante in staat was om haar verklaring af te leggen en dat er geen aanleiding was om van de afgelegde verklaring af te wijken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.