ECLI:NL:CRVB:2015:3761
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijke woonsituatie en onvoldoende bewijs van hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had sinds 26 september 2013 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) ontvangen, maar deze was per 1 januari 2014 beëindigd omdat hij niet had gereageerd op oproepen voor gesprekken. Na een nieuwe aanvraag op 6 februari 2014, waarin hij aangaf bij zijn zus te wonen, heeft de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld naar zijn woon- en leefsituatie. Tijdens dit onderzoek werd vastgesteld dat de appellant slechts een beperkte hoeveelheid persoonlijke spullen in de woning had, wat leidde tot twijfels over zijn hoofdverblijf.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing van zijn bijstandsaanvraag ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde de appellant aan dat de bevindingen van het huisbezoek aantonen dat hij wel degelijk op het opgegeven adres woont. Hij stelde dat de beperkte hoeveelheid spullen te maken had met persoonlijke omstandigheden en dat hij verklaringen van huisgenoten had overgelegd ter ondersteuning van zijn claim.
De Raad oordeelde echter dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had. De geringe hoeveelheid persoonlijke bezittingen en de inconsistenties in zijn verklaringen leidden tot de conclusie dat de woon- en leefsituatie onduidelijk bleef. De Raad bevestigde daarom de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.