ECLI:NL:CRVB:2015:3757
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor bijzondere bijstand in verband met kosten rechtsbijstand
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.G.J. Smit, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek volgde op de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand, die hij had ingediend op 26 mei 2014. De aanvraag was gericht op de vergoeding van de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand en griffierecht tot een bedrag van € 805,-. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag op 5 november 2014 afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende informatie had verstrekt over zijn inkomen en vermogen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 10 november 2014 eveneens afgewezen.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep tegen de afwijzing ongegrond, waarna verzoeker in hoger beroep ging. In het kader van dit hoger beroep verzocht hij om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij in een financiële noodsituatie verkeerde door diverse schulden bij onder andere zijn verhuurder en ziektekostenverzekeraar.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen actueel spoedeisend belang aanwezig was. De aangevoerde financiële noodsituatie van verzoeker was niet zodanig dat het toekennen van de gevraagde bijzondere bijstand de situatie zou verhelpen. De voorzieningenrechter verwees naar vaste rechtspraak die stelt dat een verzoek om een voorlopige voorziening niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.