ECLI:NL:CRVB:2015:3755
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten bewindvoerder met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor kosten van bewindvoering die tot oktober 2012 waren gemaakt. De aanvraag was echter pas in mei 2013 ingediend, wat in strijd was met het beleid van het college, dat vereist dat aanvragen voor bijstand voor kosten van het voorgaande jaar vóór 1 april van dat jaar moeten worden ingediend.
De rechtbank had eerder de afwijzing van de aanvraag door het college bevestigd, omdat de appellant niet tijdig had aangevraagd en er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. De appellant voerde aan dat zijn voormalig bewindvoerder zijn financiële zaken niet goed had behartigd en dat hij daardoor niet tijdig had kunnen aanvragen. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet had aangetoond dat hij door zijn bewindvoerder was afgehouden van het indienen van de aanvraag.
De Raad bevestigde dat de kosten waarvoor de bijstand was aangevraagd, waren gemaakt tot oktober 2012 en dat de aanvraag niet vóór april 2013 was ingediend. Dit betekende dat het college in overeenstemming met zijn beleid had gehandeld door de aanvraag af te wijzen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.