ECLI:NL:CRVB:2015:3733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige besluiten in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een vrouw die bijstand aanvroeg op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens een onrechtmatig besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Dit besluit had betrekking op de afwijzing van haar aanvraag om bijstand en de daaropvolgende toekenning van bijstand met terugwerkende kracht. De appellant stelde dat zij schade had geleden door de vertraging in de betaling van haar bijstandsuitkering, wat leidde tot extra kosten zoals achterstanden in de zorgpremie.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de wettelijke rente, zoals vastgelegd in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, de enige schadevergoeding is die kan worden toegekend voor de vertraging in de voldoening van een geldsom. De Raad benadrukte dat de gefixeerde hoogte van de schadevergoeding niet kan worden verhoogd op basis van de stelling dat de appellant meer schade heeft geleden dan de wettelijke rente. De Raad bevestigde dat het college de wettelijke rente correct had berekend en dat er geen grond was voor een hogere schadevergoeding. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen.
De uitspraak is van belang voor de toepassing van schadevergoeding in bestuursrechtelijke zaken, waarbij aansluiting wordt gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. De Raad benadrukte dat bij de beoordeling van schade in het bestuursrecht zoveel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij de rechtspraak van de burgerlijke rechter, vooral in gevallen van onrechtmatige overheidsbesluiten.