Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De appellant had op 23 januari 2013 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), met als gewenste ingangsdatum 9 april 2010. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer had echter bij besluit van 17 mei 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 januari 2014, de bijstand pas toegekend vanaf 4 januari 2013, de datum waarop de appellant zich had gemeld bij het UWV Werkbedrijf. Het college stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de bijstand met terugwerkende kracht verleend zou worden.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant zich verzet tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen bewijs was dat de appellant zich eerder had gemeld voor bijstand of dat hij om andere redenen niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De Raad benadrukte dat volgens de vaste rechtspraak er in beginsel geen recht op bijstand bestaat over een periode voorafgaand aan de datum van melding of indiening van een aanvraag, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Raad concludeerde dat de enkele stelling van de appellant dat hij emotioneel uitgeput was en depressieve klachten had, onvoldoende was om aan te tonen dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van de appellant af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.