ECLI:NL:CRVB:2015:3711
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- E. Dijt
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging van WGA-uitkering na herziening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WGA-uitkering te beëindigen. Appellant, die als tuinbouwmedewerker heeft gewerkt, heeft zich ziek gemeld vanwege klachten aan zijn linkerbeen en rechterknie. In 2008 werd hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling in 2012 concludeerde het Uwv dat zijn arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 35%. Dit leidde tot een voornemen om de uitkering te beëindigen, wat uiteindelijk ook gebeurde in 2013. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit na een nieuwe beoordeling.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom de medische urenbeperking was komen te vervallen. Na deze uitspraak heeft het Uwv een nieuwe beslissing genomen, waarbij de WGA-uitkering pas per 6 januari 2014 werd beëindigd. Appellant heeft opnieuw beroep aangetekend, maar de rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv, terwijl de rechtsgevolgen in stand werden gelaten. In hoger beroep herhaalt appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de gronden afdoende heeft besproken en dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere conclusies van het Uwv kan ondermijnen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van appellant. De functies die aan de schatting ten grondslag liggen, worden als medisch geschikt beoordeeld. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak, zonder proceskostenveroordeling.