ECLI:NL:CRVB:2015:3690
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van uren huishoudelijke hulp onder de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van uren huishoudelijke hulp aan appellante op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante had eerder een indicatie voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), maar na de afschaffing van deze indicatie heeft zij een aanvraag ingediend voor uitbreiding van het aantal uren huishoudelijke hulp. Het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde heeft deze aanvraag afgewezen, met de stelling dat de toegekende 5,5 uur hulp bij het huishouden voldoende was om te voldoen aan de compensatieplicht van de Wmo.
De rechtbank Groningen heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep is gegaan. Tijdens de zittingen is appellante bijgestaan door haar advocaat, en het college heeft zich laten vertegenwoordigen door een ambtenaar. De Raad heeft het onderzoek heropend en aanvullende vragen gesteld aan het college, dat hierop heeft gereageerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de door appellante overgelegde medische gegevens niet voldoende onderbouwen dat meer uren huishoudelijke hulp noodzakelijk zijn. De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en geconcludeerd dat de toekenning van 5,5 uur huishoudelijke hulp adequaat is voor de compensatie van de beperkingen van appellante. De Raad heeft ook opgemerkt dat het college terecht geen aanleiding heeft gezien om de toegekende hulp uit te breiden op basis van appellantes COPD, allergie voor huisstofmijt en de aanwezigheid van een kat als huisdier, omdat er geen gesaneerde woning aanwezig was. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.