ECLI:NL:CRVB:2015:3686
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zich in een financiële noodsituatie bevond na de intrekking van zijn ziekengeld. Verzoeker, die eerder als brandwacht werkte, had zich ziek gemeld na een bedrijfsongeval en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige werd vastgesteld dat hij niet meer geschikt was voor zijn oude functie, maar wel voor andere theoretische functies. Het Uwv beëindigde zijn ZW-uitkering per 2 mei 2014, wat verzoeker aanvoerde als reden voor zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 18 september 2015, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, werd duidelijk dat verzoeker sinds de beëindiging van zijn ziekengeld een uitkering op basis van de Participatiewet ontving. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij in een onhoudbare financiële situatie verkeerde, ondanks zijn schulden van meer dan € 10.000,-. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed, zoals vereist door de wet, en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt dat de financiële situatie van verzoeker, hoewel verslechterd, niet voldoende was om aan te tonen dat hij niet in zijn primaire levensbehoeften kon voorzien.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.