ECLI:NL:CRVB:2015:3675
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek inzake Wubo met betrekking tot oorlogservaringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2015 uitspraak gedaan over het herzieningsverzoek van appellant, die in 2008 een aanvraag had ingediend voor voorzieningen op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant, geboren in 1937 in het voormalig Nederlands-Indië, had in zijn aanvraag gebeurtenissen genoemd die hij had meegemaakt, waaronder een confrontatie met extreem geweld jegens een baby tijdens een huiszoeking. De Raad oordeelde dat deze gebeurtenissen in beginsel onder de werking van de Wubo zouden kunnen vallen, maar dat er geen objectieve bevestiging van deze gebeurtenissen was, buiten de eigen verklaring van appellant. Aangezien mogelijke getuigen inmiddels overleden waren, werd de eigen verklaring als onvoldoende beschouwd om de gestelde ervaringen te onderbouwen.
De Raad benadrukte dat appellant al lange tijd geen Nederlandse nationaliteit meer bezit, waardoor hij niet tot de kring van rechthebbenden van de Wubo behoort. Dit was een belangrijke reden voor de afwijzing van het herzieningsverzoek. De Raad concludeerde dat appellant niet de feiten en omstandigheden had aangedragen die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden. De uitspraak benadrukte dat, hoewel de Raad de moeilijkheden en angsten die appellant als kind in de oorlogsjaren heeft ervaren erkent, er voor erkenning als getroffene door oorlogsgeweld een zekere mate van objectieve bevestiging vereist is.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier M.S. Boomhouwer.