ECLI:NL:CRVB:2015:3650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering en de vaststelling van verlies aan verdiencapaciteit
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die als productieleider werkzaam was, had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten en lichamelijke klachten, waaronder jicht en diabetes mellitus. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld dat de appellant een verlies aan verdiencapaciteit had van ruim 56% en had hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. De appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij volledig arbeidsongeschikt was, omdat hij niet in staat was om reguliere arbeid te verrichten.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig was geweest. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep juist was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunten, met name over de diabetesklachten die volgens hem niet voldoende waren meegewogen in de beoordeling.
De Raad voor de Rechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de diagnose diabetes mellitus, die na de datum in geding was gesteld, niet rechtvaardigde dat de beperkingen van de appellant onjuist waren vastgesteld. De Raad stelde vast dat er geen bewijs was dat de appellant op de datum van het bestreden besluit meer beperkingen had dan in de FML was opgenomen. Ook de geschiktheid van de voorgehouden functies werd niet in twijfel getrokken, omdat de arbeidsdeskundige had aangetoond dat de appellant in staat was om de functies te vervullen, ondanks de beperkingen die waren vastgesteld.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.