ECLI:NL:CRVB:2015:3641
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Verzekering onder de AWBZ en toepasselijkheid van Europese verordeningen voor Duitse ambtenaar in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzekeringsstatus van een appellant die als ambtenaar in Duitsland heeft gewerkt en sinds 1995 in Nederland woont. De appellant ontvangt een Duits ambtenarenpensioen en heeft recht op Beihilfe, een financiële ondersteuning voor Duitse ambtenaren. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft vastgesteld dat de appellant van 1 mei 2010 tot 1 mei 2020 niet verzekerd is onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) op basis van Verordening (EG) nr. 883/2004. Deze verordening regelt de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels binnen de EU en bevat bepalingen over de toepasselijkheid van wetgeving van verschillende lidstaten.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij ook na 1 mei 2020 niet als verzekerd onder de AWBZ moet worden aangemerkt, omdat hij al meer dan 35 jaar een private ziektekostenverzekering in Duitsland heeft en de Nederlandse taal een belemmering vormt voor zijn behandeling. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat de appellant vanaf 1 mei 2020 onder de Nederlandse zorgverzekering valt, op basis van de overgangsregeling in artikel 87 van Vo 883/2004. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Limburg bevestigd, waarin het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt de complexiteit van de toepassing van Europese verordeningen op de sociale zekerheidsstatus van individuen die in verschillende lidstaten hebben gewerkt en gewoond. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.