ECLI:NL:CRVB:2015:3606
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsrecht na verzuim van appellant om op gesprek te verschijnen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving bijstand, maar verscheen niet op een voortgangsgesprek dat was uitgenodigd door het college van burgemeester en wethouders van Gouda. De uitnodiging was aangetekend verzonden naar het postadres van appellant bij het Leger des Heils. Appellant ontkende de ontvangst van deze uitnodiging en stelde dat de gebrekkige postverdeling bij het Leger des Heils de oorzaak was van zijn afwezigheid. Het college heeft daarop de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat hij niet op het gesprek was verschenen en ook niet op een tweede uitnodiging had gereageerd.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen de intrekking van de bijstand ongegrond. Appellant ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellant niet op de uitnodiging was verschenen en er geen bewijs was dat de uitnodiging niet op regelmatige wijze was aangeboden. De Raad benadrukte dat het risico van een gebrekkige interne postverdeling bij het Leger des Heils voor rekening van appellant komt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.
De uitspraak werd gedaan door rechter F. Hoogendijk, in aanwezigheid van griffier P.C. de Wit, op 20 oktober 2015.