ECLI:NL:CRVB:2015:3578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van inhoudingen op AOW-uitkering in verband met derdenbeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van inhoudingen op de AOW-uitkering van betrokkene, die onderworpen was aan derdenbeslag. De Raad oordeelde dat het bestuursorgaan, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), bij de uitvoering van het beslag op de AOW-uitkering de geldigheid en de omvang van het beslag niet mocht beoordelen. De bezwaren van betrokkene tegen de besluiten van 20 april 2012 en 19 januari 2013 werden ongegrond verklaard. De rechtbank had deze besluiten ten onrechte vernietigd. De Raad benadrukte dat de beslagdebiteur, in dit geval betrokkene, zijn bezwaren tegen het beslag aan de civiele rechter kan voorleggen, terwijl de bestuursrechter slechts een beperkte toets heeft met betrekking tot de uitvoering van het beslag. De Raad concludeerde dat de Svb niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de beslagvrije voet niet aan te passen op basis van een brief van de deurwaarder, omdat deze brief op een dag was ontvangen waarop de betalingsopdrachten al waren verzonden. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 20 april 2012 ongegrond, terwijl het beroep tegen het besluit van 19 januari 2013 gegrond werd verklaard voor zover het de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar betreft.