ECLI:NL:CRVB:2015:3534
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die eerder werkzaam was als medewerker tuinbouw, had zich ziek gemeld vanwege nek- en schouderklachten en later ook maag- en darmklachten. Na een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vastgesteld dat de appellant geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank Rotterdam bevestigd, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De appellant voerde aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische en lichamelijke toestand. Hij betwistte de geschiktheid van de door het Uwv geselecteerde functies en stelde dat hij niet in staat was om deze functies te vervullen. De rechtbank had echter in haar uitspraak de conclusies van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige als juist beoordeeld en vastgesteld dat de appellant over verminderde benutbare mogelijkheden beschikte, maar in staat werd geacht om rugsparend en rechterschoudersparend werk te verrichten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de argumenten van de appellant niet voldoende waren om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door de verzekeringsartsen. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren en dat de appellant in staat moest worden geacht om deze functies te vervullen, ondanks zijn gezondheidsklachten. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.