ECLI:NL:CRVB:2015:3532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering herziening WAO-uitkering wegens toegenomen klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar WAO-uitkering te herzien. Appellante, die sinds 1998 arbeidsongeschikt is door rugklachten en eczeem, had eerder een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was in 2007 herzien naar een lagere arbeidsongeschiktheid. In 2012 verzocht zij om herziening van haar uitkering vanwege toegenomen klachten. Het Uwv weigerde dit, stellende dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd dat haar aangevoerde feiten geen aanleiding gaven voor herziening. Ze stelde dat haar psychische klachten samenhangen met haar rugklachten en dat deze niet goed waren meegewogen in de besluitvorming. De Raad oordeelde echter dat de door appellante aangevoerde informatie niet als nieuwe feiten kon worden aangemerkt, aangezien deze al eerder in de procedure naar voren waren gebracht. De Raad bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om de WAO-uitkering te herzien, omdat er geen medische afwijkingen waren die een hogere mate van arbeidsongeschiktheid rechtvaardigden.
De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden in het bestuursrecht en de rol van medische rapportages in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.