ECLI:NL:CRVB:2015:3523
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op grond van gezamenlijke huishouding en verblijfplaats
Op 30 september 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Verzoeker had een aanvraag voor bijstand ingediend, welke was afgewezen op basis van het feit dat hij een gezamenlijke huishouding voerde met een ander. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van verzoeker tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om per direct bijstand te ontvangen, omdat hij in een financiële noodsituatie verkeerde.
Tijdens de zitting op 30 september 2015 is verzoeker verschenen, terwijl het college niet aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op bijstand, aangezien zijn feitelijke verblijfplaats bepalend is voor de vraag welk bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de bijstandsverlening. Verzoeker verbleef sinds februari 2015 in Garderen, maar had niet aangetoond dat hij aanspraak kon maken op bijstand van het college van Eindhoven.
De rechter concludeerde dat de belangen van verzoeker niet opwogen tegen de belangen van het college om niet gedwongen te worden bijstand te verlenen aan personen die daar geen recht op hebben. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is opgemaakt in een proces-verbaal.