Uitspraak
OVERWEGINGEN
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die sinds 26 juni 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een IB-signaal heeft het college appellant verzocht om loongegevens te verstrekken. Appellant heeft deze gegevens echter niet binnen de gestelde termijn aangeleverd, wat heeft geleid tot een opschorting van zijn bijstandsrecht. Het college heeft vervolgens de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, met uitzondering van een herziening van de terugvordering over een bepaalde periode.
De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de intrekking niet op de juiste wettelijke basis berustte en dat de intrekking onredelijk was. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant van het niet tijdig indienen van de gevraagde loongegevens een verwijt kan worden gemaakt. De Raad heeft vastgesteld dat de gevraagde gegevens van belang waren voor de verlening van bijstand en dat appellant daarover binnen de gestelde termijn kon beschikken.
De Raad heeft geconcludeerd dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en dat de intrekking niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De aangevallen uitspraak is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.