ECLI:NL:CRVB:2015:3481
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.E. Bakker
- G. van Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige gronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, werkzaam als onderhoudsmedewerker, had zich ziek gemeld met psychische klachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had zijn aanvraag afgewezen, waarna appellant in bezwaar ging. De verzekeringsarts had aanvullende beperkingen vastgesteld, maar het Uwv concludeerde dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond.
In hoger beroep hield appellant vol dat hij op medische en arbeidskundige gronden niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen. Hij verwees naar hevige pijnklachten en bijwerkingen van medicatie die zijn functioneren beïnvloedden. Het Uwv verdedigde de eerdere beslissing met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreef. De verzekeringsarts had voldoende rekening gehouden met de klachten van appellant en de vastgestelde beperkingen waren adequaat onderbouwd.
De Raad concludeerde dat appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen en dat het hoger beroep niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.