ECLI:NL:CRVB:2015:3419
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering na niet ontvangen poststukken
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving sinds 11 april 2011 bijstand, maar na een rechtmatigheidsonderzoek door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven, werd zijn bijstand opgeschort. Appellant had verzocht om bepaalde documenten te overleggen, maar heeft hier niet op gereageerd. De aangetekende brieven met verzoeken om informatie zijn naar het juiste adres gestuurd, maar zijn door de postbezorger geretourneerd met de melding dat appellant 'vertrokken' was. Het college heeft daarop de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant niet had gereageerd op de verzoeken om informatie en dat de besluiten van het college correct waren verzonden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de brieven nooit heeft ontvangen, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gevolgen van het niet in ontvangst nemen van de post voor rekening van appellant komen, zolang niet vaststaat dat er sprake was van een onjuiste adressering.
De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en dat het in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.