ECLI:NL:CRVB:2015:3417
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijstandsaanvraag niet in behandeling genomen wegens niet tijdig overleggen van bankafschriften
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant had op 26 maart 2013 een aanvraag voor bijstand ingediend op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag verzocht appellant om bankafschriften van de afgelopen maand in te leveren tijdens een intakegesprek. Appellant is echter niet verschenen op het intakegesprek en heeft geen bankafschriften overgelegd. Het college heeft daarop de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat appellant niet voldeed aan het verzoek om de benodigde gegevens te verstrekken.
Appellant stelde in hoger beroep dat hij mondeling om uitstel had gevraagd voor het inleveren van de bankafschriften, maar de Raad oordeelde dat hij dit niet aannemelijk had gemaakt. Er waren geen aanwijzingen in het dossier dat appellant om uitstel had gevraagd, en het systeem Trinicom, waarin alle telefonische gesprekken worden genoteerd, toonde geen verzoek om uitstel aan. De Raad benadrukte dat het verlenen van uitstel altijd schriftelijk moet gebeuren en dat er geen uitstelbrief in het dossier was aangetroffen.
De Raad concludeerde dat appellant een verwijt kon worden gemaakt voor het niet tijdig verstrekken van de gevraagde gegevens. Het hoger beroep van appellant werd verworpen en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.