ECLI:NL:CRVB:2015:3414
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering na opschorting wegens niet-naleving van verplichtingen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 27 januari 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats na een anonieme melding dat appellante samenwoonde met een ander. Na een onderzoek door de gemeente Roosendaal, waarbij appellante niet op een uitnodiging voor een gesprek is verschenen, heeft het dagelijks bestuur haar bijstand opgeschort. Appellante heeft vervolgens geen gehoor gegeven aan de oproep om op 18 juli 2013 op gesprek te komen, wat leidde tot de intrekking van haar bijstand per 16 juli 2013. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de hersteltermijn te kort was, omdat zij op vakantie was en het dagelijks bestuur hiervan op de hoogte had moeten zijn. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat appellante geen toestemming had gevraagd voor haar vakantie en dat het dagelijks bestuur niet op de hoogte was van haar afwezigheid. De Raad concludeert dat appellante verwijtbaar heeft gehandeld door niet te verschijnen op het gesprek en dat de intrekking van de bijstand rechtmatig was. De beroepsgrond dat het dagelijks bestuur misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot intrekking wordt verworpen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.